De dicteetoriale zot

Er was eens heel lang geleden een boze, boze, boze, inderdaad een erg boze man die er niets beter op vond dan alle mensen van de mamaanvallei te onderwerpen aan eindeloze, zinloze en onverstaanbare dictees. En hetgeen het meest in het oog sprong – en ik kan u verzekeren het deed zeer in dat oog – was dat hij zelf  zijn klein boekse moest raadplegen, want de kleine onderkruiper wist zelf niet eens hoe hij deftig moest schrijven. En ’t moest weer eens lukken dat uitgerekend de  mamaanvallei het doel van zijn eindeloos geterg zou zijn. Toch was die booswicht er zich van bewust dat hoekels een <regionaal> variant is van boezem en dat een besmeurd hemd een tweede keer kan dienen na een drenkbad in bleekwater. Dit even terzijde. Edoch, hij was niet uit zijn lood te slaan. Hij moest en zou iedereen te grazen nemen -en neen ik heb het hier niet over een koe. Zo vond hij er zijn plezier in, onschuldige kinderen en oude dametjes op straat lastig te vallen, ze een blad en balpen in de hand te duwen en hen zinnen te dicteren tot ze hun oren uitkwamen. Waar hij nog het meeste plezier aan beleefde, was die woorden uit te zoeken die toch op 438 manieren geschreven konden worden. Het hield daarmee niet op. Om zich op deze plechtigheid – inderdaad voor hem hadden die dictees om een of andere reden een grote betekenis voor hem (waarschijnlijk ging het hier om een trauma, waarschijnlijk uit zijn lerarenperiode toen er niet genoeg volk naar zijn goesting naar de les kwam) – voor te bereiden, had hij z’n weelderige haardos met goudpoeier bestuifd. Hij zag er nu uit als een freule deerne en voelde dat de arme schaapjes na z’n goddelijke verschijning flabbergasted zouden achterblijven.

Later werd hij er dan ook van beschuldigd een hele boze wolf te zijn, die koeien te grazen nam en niet in het minst een paar stieren de bilkoekstraf oplegde nadat ze badend in het zweet door de examenstress in hun bed hadden gepist, nadat ze 20 captagons en 2 liter Spa soldaat hadden gemaakt, nadat ze 273 omslachtige zinnen zonder komma’s en kommapunten hadden geschreven. Wat hadden zij hem misdaan? Ze mochten toch schrijven wat ze wilden zeker?

Na dit laatste voorval wisten ze wel zeker dat het zo niet verder kon. Ze waren er voorheen in geslaagd Roomsoes, de langharige transpirino’s en de windekinderen te overwinnen, dus zou dit dan ook wel in de handtas komen. Het moest voor eens en voor altijd gedaan zijn met die wellustelingen in de mamaanvallei. Waarom koos al het crapuul van de wereld nu net de mamaanvallei uit om te koeioneren? (daar zijn ze weer met die koeien!?)

De mensen uit de mamaanvallei besloten om weer eens hulp van buitenaf te zoeken. Aan de rand van het laatste dorpje van de vallei woonde oud dametje dat ervoor gekend was visioenen te krijgen door zich eerst zat te drinken met passievrucht jenever, daarna op haar kop te gaan staan en om het spel af te ronden nog een Jupilerke of 10 te drinken (Karla en de rest van de supporters weten waarom).  Een afvaardiging van de dorpsoudsten  ging naar haar toe en tijdens haar delirium wist ze te vertellen, dat er ver, ver weg van de mamaanvallei een stadje was, Bruzelarius, waar er een paar mensen waren die al ooit afgerekend hadden met zo’n boze, boze, boze smeerlappige onnozelaar. Ze waren gekend als de bende van de Vlekho. Vlekho was een tot op heinde en ver gevreesd instituut, waar iedereen op meedogenloze en medisch onverantwoorde manier werd gefolterd en wie daar heelhuids buitenkwam was van geen kleintje meer vervaard. Zij zouden de mamaanvallei wel bevrijden van die blaaskaak.

Maar hoe zouden ze die bende moeten vinden? Ze hadden geen vervoersmiddelen behalve paarden en tegen de tijd dat ze er zouden geraken zou de helft van de vallei al horendol zijn van miserie met die dicteetoriale zot. Dat dametje had ook nog de capaciteit om zich op te beamen (it’s not my own idea, but who will now? Wielemans, I don’t think so!) door tijd en ruimte op een fractie van een seconde, daarbovenop kon zij ook personen meenemen en terugbrengen. Om dit weliswaar te kunnen realiseren moest ze natuurlijk ook nog een Duvel of 15 drinken. Het was nu wel de zaak om haar te overtuigen de valleibewoners te helpen. Gelukkig was ze snel overtuigd, nadat dorpsoudsten  haar een aantal vaten bier en flessen jenever hadden aangeboden, louter voor recreatief gebruik.

Zo gezegd, zo gedaan en al na amper een halve dag arriveerde het oude dametje terug met de beruchte bende van de Vlekho. Het dorp was uitgelaten dat het niet kon zijn. Haha, nu zouden ze wel snel af zijn van die verwijfde smeerlap. Ook al was het destijds voor de bende van de Vlekho een traumatische ervaring geweest (inderdaad, in de tijd toen de dieren nog spraken, ook de koeien, bestonden er  al trauma’s), waren ze snel bereid gevonden de mamaanvallei te helpen. Een tegenstander verslaan schonk hen zoveel voldoening dat ze er de actie, spanning, in de broek pissen er gerust bij namen en hoewel ze allemaal een goed karakter hadden, konden ze toch venijnig uit de hoek komen.

De vallei werd zodanig geterroriseerd door de maniak, dat de volksverhuizingen weeral niet achter bleven. Nu was het moment aangebroken om over te gaan tot actie. De mensen hadden al zolang te lijden gehad onder de zot dat ze hoegenaamd niet wisten hoe de bende van de Vlekho het nu zou aanpakken. Zij waren immers ten einde raad.

Na een koffietje of 3, een uitgedroogd chocoladebroodje en een broodje (smos, kip curry, kip Hawaï en konsoorten ‘avec’ alles) waren ze eindelijk in staat efficiënt te functioneren. Ze besloten vooraleer enige actie te ondernemen, zich rustig tussen de andere valleibewoners te begeven. Ze gingen naar het park, naar de vijver, winkelen, naar de WC (met de deur op slot en voorzien van spatborden). Ze mochten niet te veel opvallen, want zoals ze vermoedden was de dicteetoriale zot hoegenaamd geen katje om zonder handschoenen aan te pakken en niet in het minst omwille van de stekels op zijn kop. Het duurde ook niet lang voor ze de eerste maal en later nog enkele keren, werden aangepakt door de tiran. Hij begon een lijst woorden te dicteren met een duidelijk genoegzaam lachje spelend om zijn mond. Hoe kon hij toch zo meedogenloos zijn (mooi was hij in ieder geval niet!)? Natuurlijk speelde de bende van de Vlekho het spelletje mee om toch niet de minste argwaan bij die kloefkapper te wekken.

Het was altijd hun sterkste kant geweest om zich dommer voor te doen dan ze eigenlijk waren om zo de tegenstander om de tuin te leiden (waarin toevallig of niet, enkele koeien stonden te grazen). Zo gezegd, zo gedaan. Na een dag of twee onopgemerkt door de vallei te slenteren, achtten ze de tijd rijp om tot actie over te gaan. Ze zouden er niet veel woorden aan vuil maken en nog minder hun kleren (ze moesten wel opletten met al die koeien in de buurt). Ze zouden dat miezerige ventje met zijn eigen wapens verslaan.

Die ochtend in de krantenwinkel stond de bende rustig te keuvelen bij de sectie Flair en co, toen de dicteetoriale zot welgemutst de winkel binnenkwam. Ze stopten met praten, wisselden enkele blikken (ze wilden wel eens iets anders drinken) en draaiden hun hoofden om naar de smeerlap …

“Wel dames, rustig een krantje aan het uitzoeken?” vroeg hij, “Wat vinden jullie van een dicteetje, ik heb speciaal mijn best gedaan omdat het vandaag toch zo’n prachtig weer is en er veel volk op de baan is.” “Waarom niet?”, antwoordden de meisjes (inderdaad meisjes, want het is nu toch al genoeg bewezen dat meisjes zoveel slimmer zijn dan jongens) terwijl ze vliegensvlug omdraaiden, hun ene hand achter hun oor een pen en de andere uit hun zak een blocnote tevoorschijn haalde. Nu was de smeerlap toch eventjes uit zijn potlood geslagen. Zij waren niet verschrikt opgesprongen zoals hij al eerder met zovelen had meegemaakt. Neen, integendeel, zij stonden daar zonder ook maar één emotie op hun gezicht te verraden. Die schrijfopdracht destijds over lichaamstaal was dan toch niet voor niets geweest. “Kom maar op met je dictee,” zeiden ze in koor terwijl ze zijn boekje uit zijn broekje haalden. Op dat moment stond hij toch wel te sputteren zeker! Hij ging compleet door het lint, hij begon te huilen dat het geen naam meer had. Ze hadden hem gepakt om zijn zwakste plek: zijn eigen onkunde om woorden goed te spellen. De dicteetoriale zot liep van pure schaamte de winkel uit, sloeg zich met beide pollekes op zijn kop en moest van pure miserie met een verdovingsgeweer neergehaald worden.  Hij was zo uitzinnig dat een gewone verdoving niet volstond, ze moesten zoveel pijlen op hem schieten dat zelfs een koe al na de helft zou zijn gaan blaffen.

Het kwam nooit meer goed met de dicteetoriale zot. Hij moest in een krankzinnigeninstituut in de afdeling “Taalkundige afwijkingen” opgesloten worden. Zo werd de mamaanvallei voor de zoveelste keer verlost van een maniak. De bende van de Vlekho werd het ereburgerschap van de vallei aangeboden en na een deugddoende vakantie werden ze terug naar huis gebeamed. En dat oude dametje? Wel die dronk nog lang en gelukkig van haar vat Jupiler.

Mogelijke gelijkenissen met bestaande personen, dieren, instellingen, naamwoordconstructies, clichés, archaïsch taalgebruik, tangconstructies berusten op toeval en toeval alleen. Bovendien kan de auteur niet verantwoordelijk gesteld worden voor mogelijke lekken in de broek bij het lezen van dit verhaal.